Voordat Marcel het pad oprijdt, kijkt hij nog één keer in zijn achteruitkijkspiegel om zeker te zijn dat hij alleen is. Het pad kronkelt de bossen in, zo onzichtbaar dat de meeste mensen niet eens weten dat het bestaat. Hij dimt de lichten en rijdt dieper de duisternis in, tot zijn auto niet verder kan.
Marcel zet de motor af. Hij komt hier al jaren en kent de omgeving als geen ander. Toch kijkt hij, hoewel hij weet dat er niemand kan zijn, nog even rond voordat hij uitstapt. Uit de achterbak haalt hij de grote outdoorsporttas en sleept deze naar het meer. Hoe dichter hij bij het meer komt, hoe zwaarder de tas lijkt te worden. Aan de oever wacht een smalle houten steiger. Hij loopt door tot het uiterste punt, zet de tas voor zich neer en kijkt uit over het water.
Rode, oranje en bruine tinten, afgewisseld met wat groen, sieren de randen van het meer. Het is herfst. Het meer heeft de vorm van een hart en wordt omringd door volle bomen waarvan de bladeren nog niet allemaal gevallen zijn. Het doet hem denken aan Sarah, zijn dochter: haar hartvormige gezicht, vuurrode krullen en groene ogen. Hij herinnert zich haar lach. Soms leek het alsof het meer tot leven kwam wanneer Sarah eromheen rende. Hij en zijn vrouw zagen dan de rimpels op het water verschijnen en de bladeren meewaaien in haar richting.
Precies een jaar geleden, na weken van angst en onzekerheid, kregen Marcel en zijn vrouw te horen dat er een lichaam van een jonge vrouw was gevonden. Ze moesten naar het forensisch mortuarium om haar te identificeren. Het was hun Sarah, negentien jaar. De politie had haar lichaam in deze bossen gevonden. Zes maanden later werd de verdachte vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
Vandaag is het meer stil. De bomen bewegen niet mee met de wind, wachtend. Hij bukt, duwt de zware tas over de rand van de steiger en ziet hoe het water begint te rimpelen. Wanneer hij omdraait en wegloopt, zwelt het geritsel op in de bomen.
